Over “groene wegen” werd vee door “armlastigen” naar gemeenschappelijke weiden geleid. Dat gebeurde ook in Zeddam en wel naar de gildegronden. We zien een unieke combinatie: ongeveer een eeuw na de bouw van de grote windmolen (1450) lieten de Heren van den Bergh precies daartegenover een rosmolen bouwen (1546). Beide molens werden tegelijk verpacht.
Bij gebrek aan wind voor de grote molen verplichtte de molenaar zich de rosmolen open te stellen. Of, zoals het destijds beschreven stond: “sal de meulder op de rosmolen passen undt maelen, doch sullen degene soe haeren grain gemalen willen hebben selffs de peerden dairtho verschaffen”. Dat de rosmolen qua maalcapaciteit maar ongeveer 10% van de grote windmolen kon leveren deerde niet. In tijden van windstilte of reparatie van de grote molen kon men toch verder.
De rosmolen heeft dienst gedaan tot 1861 en werd daarna gedegradeerd tot boerenschuur. Verval zette in en rond 1970 stonden er alleen nog wat gebinten. Het gebouw is door het St. Oswaldusgilde verworven, gerestaureerd, weer voorzien van een nieuw aandrijf- en maalwerk en in 1973 weer in gebruik genomen. Vandaag de dag wordt er in de zomertijd regelmatig met een paard gemalen, de overige weekenden worden met kunstexposities gevuld.